Per luchtschip de Argonaut naar Mars (Illustrated)
De schitterende avondster Venus was in het Westen ondergegaan. Donkere, doorzichtige schaduwen spreidden zich langzamerhand over Groot-Stuttgart en het Neckardal uit.

Duizenden en nog eens duizenden van sterren beginnen te flikkeren aan het firmament, terwijl men, te midden dier ver verwijderde lichtgevende hemellichamen, den schitterend witten Melkweg duidelijk kan onderscheiden.

Van daaruit ziet het fonkelend sterrenbeeld Cassiopeia neêr, op de oude, nog altijd van zooveel dwaasheid vervulde Moeder Aarde.

Aan de andere zijde, in het onmetelijke hemelruim, staat de Groote Beer, met zijn zeven heldere sterren, het geheimzinnige getal, dat in het menschelijk leven zulk een merkwaardige rol speelt. In bonte mengeling en op ongelijke afstanden, verschillend in lichtsterkte en grootte, stonden de overige sterren daartusschen, schijnbaar nog alle op haar oude, gewone plaats.

’t Werd later in den nacht. In het Zuiden verscheen het prachtig sterrenbeeld de Orion aan [6]den horizont en spoedig daarna ook Sirius, de schitterendste onder al de schitterende sterren des hemels.

En juist hij wiens beroep het was den sterrenhemel te bestudeeren, scheen op het oogenblik het minst van allen vatbaar voor die nachtelijke pracht en de grootsche schoonheid van die verwijderde lichtgevende hemellichamen.

Professor Stiller, de beroemde sterrenkundige, leeraar aan de wereldberoemde universiteit te Tübingen, zat in zijn armstoel en trommelde zenuwachtig met de vingers van zijn rechterhand op de leuning. Hij zat in een ruim vertrek met groot glazen koepeldak, waarvan men dadelijk zag dat het als observatorium of sterrenwacht dienst deed. Een reusachtige kijker stak door de opening in het draaibare koepeldak naar boven in den helderen winternacht.

Professor Stiller had al jaren geleden op den rustigen Bopserheuvel bij Stuttgart een sterrenwacht voor zich laten bouwen, om, ver van ’t druk gewoel der universiteitsstad, zich ongestoord aan de waarneming der planeten te kunnen wijden. Vooral de planeet Mars, wier baan zoo dicht in de nabijheid der aarde loopt, trok in ’t bijzonder de aandacht van den geleerde. Deze groote belangstelling was oorzaak dat hij daarvan langzamerhand een meer bijzondere studie maakte, waaruit een zóó groote liefde voor de verwijderde planeet ontstond, dat bij professor Stiller eindelijk meer en meer de gedachte [7]rijpte, om zich met die planeet in nadere verbinding te stellen,—met andere woorden, die te bezoeken.

Juist nu stond Mars in de nabijheid der aarde, en bedroeg de afstand tusschen deze en de planeet slechts 59 millioen Kilometer.

In den tegenwoordigen tijd van grootsche uitvindingen, en den geweldigen, men zou bijna zeggen ongelooflijken vooruitgang op het gebied der techniek, en de meerdere kennis van de electromagnetische stroomingen in het heelal en hare toepassing, en vóór alles de hooge vlucht die de luchtscheepvaart had genomen, was in de gedachte aan een bezoek aan Mars en een reis daarheen niets vreemds meer gelegen. Integendeel, bij den tegenwoordigen stand van zaken, bestond inderdaad de mogelijkheid om een dergelijken tocht, met eenigen kans van slagen, te ondernemen.

En deze reis hield op het oogenblik de gedachten van professor Stiller bezig. Hij had echter met allerlei tegenspoed te kampen gehad en dit had den geleerde onaangenaam gestemd en zenuwachtig gemaakt. Vóór den stoel van den professor brandde een sierlijke electrische lamp, die haar zacht licht wierp op een stapel papieren, met cijfers en berekeningen bedekt, die door elkaar op een kleine tafel naast hem lag. Zuchtend streek hij zich met de linkerhand over het met diepe rimpels doorgroefde voorhoofd.

„Die dwaze menschen, die Bieder en Schnabel, [8]die in hun eigenwijsheid mijne aanwijzingen niet volgen en mij daardoor bij den bouw van mijn luchtschip al zoovele moeilijkheden bezorgden, zijn inderdaad niet waard, dat ik me nog langer boos over hen maak. Goddank heb ik hun domheden, die de ergste gevolgen na zich konden sleepen, noch altijd tijdig kunnen verhelpen! Weg dus met al die ergernissen! ’k Wil me nu alleen aan Mars wijden!” De geleerde stond op. „Ja, ja!” ging hij na eenige oogenblikken zwijgens voort, „ja, mijn oude, roodachtig stralende vriendin, is nu in de nabijheid der aarde. Ik geloof dat het van avond echter te laat is om nog een stil onderhoud met haar te hebben! En toch, ze is als altijd weer op haar plaats, zij laat nooit op zich wachten!”

Professor Stiller keek op zijn horloge, „11 uur 42 minuten! Nog 55 seconden en dan is Mars in het Oosten zichtbaar. Gauw naar boven, naar den kijker!” Weldra was deze gericht en vertoonde Mars, die langzaam aan den oostelijken horizont verrees, zich als een kleine vurige bol aan het oog van den waarnemer.
1118054179
Per luchtschip de Argonaut naar Mars (Illustrated)
De schitterende avondster Venus was in het Westen ondergegaan. Donkere, doorzichtige schaduwen spreidden zich langzamerhand over Groot-Stuttgart en het Neckardal uit.

Duizenden en nog eens duizenden van sterren beginnen te flikkeren aan het firmament, terwijl men, te midden dier ver verwijderde lichtgevende hemellichamen, den schitterend witten Melkweg duidelijk kan onderscheiden.

Van daaruit ziet het fonkelend sterrenbeeld Cassiopeia neêr, op de oude, nog altijd van zooveel dwaasheid vervulde Moeder Aarde.

Aan de andere zijde, in het onmetelijke hemelruim, staat de Groote Beer, met zijn zeven heldere sterren, het geheimzinnige getal, dat in het menschelijk leven zulk een merkwaardige rol speelt. In bonte mengeling en op ongelijke afstanden, verschillend in lichtsterkte en grootte, stonden de overige sterren daartusschen, schijnbaar nog alle op haar oude, gewone plaats.

’t Werd later in den nacht. In het Zuiden verscheen het prachtig sterrenbeeld de Orion aan [6]den horizont en spoedig daarna ook Sirius, de schitterendste onder al de schitterende sterren des hemels.

En juist hij wiens beroep het was den sterrenhemel te bestudeeren, scheen op het oogenblik het minst van allen vatbaar voor die nachtelijke pracht en de grootsche schoonheid van die verwijderde lichtgevende hemellichamen.

Professor Stiller, de beroemde sterrenkundige, leeraar aan de wereldberoemde universiteit te Tübingen, zat in zijn armstoel en trommelde zenuwachtig met de vingers van zijn rechterhand op de leuning. Hij zat in een ruim vertrek met groot glazen koepeldak, waarvan men dadelijk zag dat het als observatorium of sterrenwacht dienst deed. Een reusachtige kijker stak door de opening in het draaibare koepeldak naar boven in den helderen winternacht.

Professor Stiller had al jaren geleden op den rustigen Bopserheuvel bij Stuttgart een sterrenwacht voor zich laten bouwen, om, ver van ’t druk gewoel der universiteitsstad, zich ongestoord aan de waarneming der planeten te kunnen wijden. Vooral de planeet Mars, wier baan zoo dicht in de nabijheid der aarde loopt, trok in ’t bijzonder de aandacht van den geleerde. Deze groote belangstelling was oorzaak dat hij daarvan langzamerhand een meer bijzondere studie maakte, waaruit een zóó groote liefde voor de verwijderde planeet ontstond, dat bij professor Stiller eindelijk meer en meer de gedachte [7]rijpte, om zich met die planeet in nadere verbinding te stellen,—met andere woorden, die te bezoeken.

Juist nu stond Mars in de nabijheid der aarde, en bedroeg de afstand tusschen deze en de planeet slechts 59 millioen Kilometer.

In den tegenwoordigen tijd van grootsche uitvindingen, en den geweldigen, men zou bijna zeggen ongelooflijken vooruitgang op het gebied der techniek, en de meerdere kennis van de electromagnetische stroomingen in het heelal en hare toepassing, en vóór alles de hooge vlucht die de luchtscheepvaart had genomen, was in de gedachte aan een bezoek aan Mars en een reis daarheen niets vreemds meer gelegen. Integendeel, bij den tegenwoordigen stand van zaken, bestond inderdaad de mogelijkheid om een dergelijken tocht, met eenigen kans van slagen, te ondernemen.

En deze reis hield op het oogenblik de gedachten van professor Stiller bezig. Hij had echter met allerlei tegenspoed te kampen gehad en dit had den geleerde onaangenaam gestemd en zenuwachtig gemaakt. Vóór den stoel van den professor brandde een sierlijke electrische lamp, die haar zacht licht wierp op een stapel papieren, met cijfers en berekeningen bedekt, die door elkaar op een kleine tafel naast hem lag. Zuchtend streek hij zich met de linkerhand over het met diepe rimpels doorgroefde voorhoofd.

„Die dwaze menschen, die Bieder en Schnabel, [8]die in hun eigenwijsheid mijne aanwijzingen niet volgen en mij daardoor bij den bouw van mijn luchtschip al zoovele moeilijkheden bezorgden, zijn inderdaad niet waard, dat ik me nog langer boos over hen maak. Goddank heb ik hun domheden, die de ergste gevolgen na zich konden sleepen, noch altijd tijdig kunnen verhelpen! Weg dus met al die ergernissen! ’k Wil me nu alleen aan Mars wijden!” De geleerde stond op. „Ja, ja!” ging hij na eenige oogenblikken zwijgens voort, „ja, mijn oude, roodachtig stralende vriendin, is nu in de nabijheid der aarde. Ik geloof dat het van avond echter te laat is om nog een stil onderhoud met haar te hebben! En toch, ze is als altijd weer op haar plaats, zij laat nooit op zich wachten!”

Professor Stiller keek op zijn horloge, „11 uur 42 minuten! Nog 55 seconden en dan is Mars in het Oosten zichtbaar. Gauw naar boven, naar den kijker!” Weldra was deze gericht en vertoonde Mars, die langzaam aan den oostelijken horizont verrees, zich als een kleine vurige bol aan het oog van den waarnemer.
0.99 In Stock
Per luchtschip de Argonaut naar Mars (Illustrated)

Per luchtschip de Argonaut naar Mars (Illustrated)

by Albert Daiber
Per luchtschip de Argonaut naar Mars (Illustrated)

Per luchtschip de Argonaut naar Mars (Illustrated)

by Albert Daiber

eBook

$0.99 

Available on Compatible NOOK devices, the free NOOK App and in My Digital Library.
WANT A NOOK?  Explore Now

Related collections and offers

LEND ME® See Details

Overview

De schitterende avondster Venus was in het Westen ondergegaan. Donkere, doorzichtige schaduwen spreidden zich langzamerhand over Groot-Stuttgart en het Neckardal uit.

Duizenden en nog eens duizenden van sterren beginnen te flikkeren aan het firmament, terwijl men, te midden dier ver verwijderde lichtgevende hemellichamen, den schitterend witten Melkweg duidelijk kan onderscheiden.

Van daaruit ziet het fonkelend sterrenbeeld Cassiopeia neêr, op de oude, nog altijd van zooveel dwaasheid vervulde Moeder Aarde.

Aan de andere zijde, in het onmetelijke hemelruim, staat de Groote Beer, met zijn zeven heldere sterren, het geheimzinnige getal, dat in het menschelijk leven zulk een merkwaardige rol speelt. In bonte mengeling en op ongelijke afstanden, verschillend in lichtsterkte en grootte, stonden de overige sterren daartusschen, schijnbaar nog alle op haar oude, gewone plaats.

’t Werd later in den nacht. In het Zuiden verscheen het prachtig sterrenbeeld de Orion aan [6]den horizont en spoedig daarna ook Sirius, de schitterendste onder al de schitterende sterren des hemels.

En juist hij wiens beroep het was den sterrenhemel te bestudeeren, scheen op het oogenblik het minst van allen vatbaar voor die nachtelijke pracht en de grootsche schoonheid van die verwijderde lichtgevende hemellichamen.

Professor Stiller, de beroemde sterrenkundige, leeraar aan de wereldberoemde universiteit te Tübingen, zat in zijn armstoel en trommelde zenuwachtig met de vingers van zijn rechterhand op de leuning. Hij zat in een ruim vertrek met groot glazen koepeldak, waarvan men dadelijk zag dat het als observatorium of sterrenwacht dienst deed. Een reusachtige kijker stak door de opening in het draaibare koepeldak naar boven in den helderen winternacht.

Professor Stiller had al jaren geleden op den rustigen Bopserheuvel bij Stuttgart een sterrenwacht voor zich laten bouwen, om, ver van ’t druk gewoel der universiteitsstad, zich ongestoord aan de waarneming der planeten te kunnen wijden. Vooral de planeet Mars, wier baan zoo dicht in de nabijheid der aarde loopt, trok in ’t bijzonder de aandacht van den geleerde. Deze groote belangstelling was oorzaak dat hij daarvan langzamerhand een meer bijzondere studie maakte, waaruit een zóó groote liefde voor de verwijderde planeet ontstond, dat bij professor Stiller eindelijk meer en meer de gedachte [7]rijpte, om zich met die planeet in nadere verbinding te stellen,—met andere woorden, die te bezoeken.

Juist nu stond Mars in de nabijheid der aarde, en bedroeg de afstand tusschen deze en de planeet slechts 59 millioen Kilometer.

In den tegenwoordigen tijd van grootsche uitvindingen, en den geweldigen, men zou bijna zeggen ongelooflijken vooruitgang op het gebied der techniek, en de meerdere kennis van de electromagnetische stroomingen in het heelal en hare toepassing, en vóór alles de hooge vlucht die de luchtscheepvaart had genomen, was in de gedachte aan een bezoek aan Mars en een reis daarheen niets vreemds meer gelegen. Integendeel, bij den tegenwoordigen stand van zaken, bestond inderdaad de mogelijkheid om een dergelijken tocht, met eenigen kans van slagen, te ondernemen.

En deze reis hield op het oogenblik de gedachten van professor Stiller bezig. Hij had echter met allerlei tegenspoed te kampen gehad en dit had den geleerde onaangenaam gestemd en zenuwachtig gemaakt. Vóór den stoel van den professor brandde een sierlijke electrische lamp, die haar zacht licht wierp op een stapel papieren, met cijfers en berekeningen bedekt, die door elkaar op een kleine tafel naast hem lag. Zuchtend streek hij zich met de linkerhand over het met diepe rimpels doorgroefde voorhoofd.

„Die dwaze menschen, die Bieder en Schnabel, [8]die in hun eigenwijsheid mijne aanwijzingen niet volgen en mij daardoor bij den bouw van mijn luchtschip al zoovele moeilijkheden bezorgden, zijn inderdaad niet waard, dat ik me nog langer boos over hen maak. Goddank heb ik hun domheden, die de ergste gevolgen na zich konden sleepen, noch altijd tijdig kunnen verhelpen! Weg dus met al die ergernissen! ’k Wil me nu alleen aan Mars wijden!” De geleerde stond op. „Ja, ja!” ging hij na eenige oogenblikken zwijgens voort, „ja, mijn oude, roodachtig stralende vriendin, is nu in de nabijheid der aarde. Ik geloof dat het van avond echter te laat is om nog een stil onderhoud met haar te hebben! En toch, ze is als altijd weer op haar plaats, zij laat nooit op zich wachten!”

Professor Stiller keek op zijn horloge, „11 uur 42 minuten! Nog 55 seconden en dan is Mars in het Oosten zichtbaar. Gauw naar boven, naar den kijker!” Weldra was deze gericht en vertoonde Mars, die langzaam aan den oostelijken horizont verrees, zich als een kleine vurige bol aan het oog van den waarnemer.

Product Details

BN ID: 2940148146735
Publisher: Lost Leaf Publications
Publication date: 01/14/2014
Sold by: Barnes & Noble
Format: eBook
File size: 880 KB
Language: Dutch
From the B&N Reads Blog

Customer Reviews