Naast de ontdekking van de Nag Hammadi-teksten en de Dode Zeerollen zijn in de twintigste eeuw de archeologische oppgravingen van manichese teksten van bijzonder grote waarde gebleken. Vooral de vondst van de Keulse Mani-Codex in 1969 heeft eraan meegewerkt dat het manicheïsche steeds meer als de tweede hoofdstroom van het christendom wordt beschouwd.
Roland van Vliet beschrijft de historische invloed en de actuele betekenis van deze tweede hoofdstroom. Hij toont onder meer aan, dat verschillende dogma's in het katholieke christendom gegeven zijn med de reactie van Augustinus op zijn manichese verleden. De leer van de erfzonde en predestinatie was het antwoord op de manichese leer van de reïncarnatie. Mani (216-277) bracht het geloof in harmonie met het bovenzinnelijke weten. Centraal stonden voor hem de vrijheid van het waarheidsonderzoek van het individu, en de liefde die, zonder haar wezen te verliezen, zich verbindt met het kwaad, zodat dit kan worden omgevormd.
Met zijn boek tekent Roland van Vliet het profiel van een christendom dat nieuwe perspectieven biedt.